Telefoon 020-6450292 info@psycom.nl | 06-21172494
Home Baken 10, 1186 DC Amstelveen

Competenties voor de tacticus en diplomaat

Wat moet iemand die tactisch en diplomatiek wil of moet optreden zoal in huis hebben? Bezit van de volgende vaardigheden of competenties is een pré. (Per cluster in alfabetische volgorde.)

Communicatief vermogen: kan schriftelijk en mondeling communiceren en ideeën, meningen en argumenten presenteren zodat anderen het begrijpen en overtuigd worden.

Luisteren: laat blijken naar een ander te kunnen luisteren.

  • Vraagt door op onduidelijke uitspraken.
  • Vat de boodschap van de ander correct samen.
  • Komt terug op wat iemand eerder in het gesprek heeft gezegd.
  • Onderhoudt gedurende het gesprek oogcontact met de spreker.
  • Reageert op non-verbale signalen.
  • Geeft anderen de ruimte op (zich) uit te spreken.

Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid: kan ideeen en meningen in begrijpelijke taal formuleren.

  • Houdt een samenhangend en helder betoog, aangepast aan de doelgroep.
  • Geeft een duidelijk en gestructureerd betoog.
  • Gebruikt passende voorbeelden/ metaforen ter ondersteuning van zijn betoog.
  • Formuleert in goedlopende en correcte zinnen.

Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid: kan ideeën en meningen in begrijpelijke en correcte taal op schrift stellen.

  • Stelt meningen helder en gestruktureerd op schrift.
  • Schrijft bondige teksten.
  • Houdt zich aan (binnen het vak of probleemgebied) gangbare structuren en normen van teksten en publicaties.
  • Past het taalgebruik aan aan het niveau van de gesprekspartners.
  • Past grammaticale regels en spelling correct toe.

Overredingskracht: weet anderen voor eigen ideeën en meningen te winnen.

  • Verkrijgt instemming met zijn plannen, ideeën, suggesties waarvoor bij de ander(en) in eerste instantie geen draagvlak is.
  • Hanteert argumenten die de gesprekspartners aanspreken.
  • Brengt voorstellen met enthousiasme en gedecideerdheid.
  • Draagt op gevarieerde manier argumenten aan.
  • Brengt argumenten / standpunten op het juiste moment in.

Leidinggevende vaardigheden: kan richting en sturing geven aan groepen en individuen.

Motiveren: kan mensen stimuleren tot actie en betrokkenheid om een gewenste uitkomst te bereiken.

  • Enthousiasmeert voor het bereiken van een doel of voor nieuwe ideeën.
  • Krijgt anderen zover dat ze zich committeren.
  • Weet bij mensen de juiste snaar te raken.
  • Laat mensen weten dat ze worden gewaardeerd.

Operationeel vermogen: kan onder zeer diverse omstandigheden en volgens geldende kwaliteitsnormen plannen, organiseren en uitvoeren van (eigen) werkzaamheden.

Besluitvaardigheid: kan beslissingen nemen en zorgdragen voor de uitvoering.

  • Maakt keuzen, ook als bepaalde factoren onvoldoende helder zijn.
  • Handelt resoluut en stelt beslissingen niet uit.
  • Hakt knopen door.
  • Legt zich vast door het uitspreken van een eigen mening.

Energie: kan actief zijn wanneer dat wordt gevergd.

  • Geeft blijk van uithoudingsvermogen.
  • Presteert lange tijd achtereen, wanneer vereist.
  • Spreekt energiereserves aan wanneer de situatie dat vereist.
  • Verzet veel werk.

Initiatief: kan uit eigen beweging ideeën of oplossingen aandragen.

  • Neemt het voortouw/ initieert de eerste stap.
  • Creëert kansen om doelstellingen te bereiken.
  • Onderneemt ongevraagd extra acties buiten het oorspronkelijk gevraagde.
  • Ziet kansen en handelt ernaar.

Oordeelsvorming: kan (nieuwe) gegevens en mogelijke handelswijzen tegen elkaar afwegen in het licht van relevante criteria en kan tot een realistische beoordeling komen.

  • Benoemt consequenties van bepaalde keuzen.
  • Toetst voorstellen vanuit verschillende invalshoeken.
  • Presenteert weloverwogen oordelen.
  • Betrekt verschillende invalshoeken bij de beoordeling van een zaak.

Stressbestendigheid: blijft presteren onder tijdsdruk of in onverwachte situaties.

  • Reageert beheerst en adequaat bij spanningen en emoties.
  • Laat zich niet uit het lood slaan.
  • Lost actief spanningen of situaties op waarbij mensen onder druk worden gezet.
  • Blijft gemotiveerd en effectief presteren bij teleurstellingen of tegenspel.

Voortgangscontrole: is in staat de voortgang van processen en activiteiten te controleren en te bewaken.

  • Spreekt tevoren mijlpalen of meetpunten af.
  • Houdt de voortgang bij.
  • Controleert (tussentijds) de uitvoering.
  • Ziet erop toe dat de gemaakte afspraken worden nagekomen.
  • Signaleert afwijkingen op een gemaakt plan en komt met voorstellen om bij te sturen.

Analytisch vermogen: kan problemen op een abstract niveau oplossen en de strategie en visie aangeven voor de lange termijn.

Creativiteit: levert vernieuwende ideeën.

  • Lanceert oorspronkelijke benaderingen en oplossingen voor problemen.
  • Doorbreekt bestaande denkkaders.
  • Combineert bestaande oplossingen tot een unieke oplossing.
  • Herkent goede ideeën van anderen en bouwt hierop voort.

Omgevingsbewustzijn: is goed geïnformeerd over relevante (maatschappelijke, politieke, culturele, enz.) ontwikkelingen en omgevingsfactoren.

  • Toont op de hoogte te zijn van relevante trends en ontwikkelingen en ‘vertaalt’ deze waar nodig.
  • Benut externe kennisbronnen bij het opstellen van adviezen en voorstellen.
  • Legt relaties tussen de huidige en toekomstige behoeften, relevante ontwikkelingen en de partijen.
  • Slaat een brug tussen theorie en praktijk.

Probleemanalyse: in staat te onderzoeken waaruit een probleem bestaat, oorzaken en achtergronden te achterhalen en de voorwaarden voor een mogelijke oplossing te benoemen.

  • Benoemt de mogelijke gevolgen van een probleem.
  • Brengt ordening aan in complexe informatie.
  • Schetst causale verbanden.
  • Kan structureren.

Strategisch denken: kan visies in strategische doelen vertalen.

  • Maakt visies concreet een geeft aan langs welke weg doelen kunnen worden gerealiseerd.
  • Geeft acties op hoofdlijnen aan om de doelen te bereiken.
  • Biedt vanuit de strategie impulsen.
  • Zet processen en middelen gericht in, om de doelen te bereiken.
  • Houdt de langetermijndoelstellingen in het oog.

Visie: is in staat een toekomstig gemeenschappelijk beeld te formuleren.

  • Schetst de richting van relevante ontwikkelingen.
  • Biedt een richtinggevend perspectief.
  • Signaleert externe en interne ontwikkelingen die de uit te zetten koers zullen beïnvloeden.
  • Weet ontwikkelingen te vertalen naar de visie.

Professionele houding en vaardigheden: kan zelfstandig invulling geven aan doelen en werkzaamheden binnen de relevante (kwaliteits)normen en maatstaven.

Durf: kan risico’s aangaan om uiteindelijk een bepaald herkenbaar voordeel te behalen.

  • Neemt risico’s om succes te kunnen boeken.
  • Kiest voor een aanpak waarmee nog geen ervaring is opgedaan.
  • Lanceert voorstellen die haaks staan op de heersende mening.
  • Gaat confrontaties niet uit de weg.

Flexibiliteit: kan bij urgente kansen of problemen de eigen gedragsstijl of aanpak veranderen om het gestelde doel te bereiken.

  • Gaat gemakkelijk om met snel wisselende onderwerpen en gebeurtenissen.
  • Speelt meteen in op onverwachte en urgente zaken.
  • Laat moeiteloos het ene onderwerp varen om vervolgens het andere op te pakken.
  • Speelt soepel in op veranderingen.

Integriteit: handhaaft algemeen aanvaarde sociale en ethische normen.

  • Gaat zorgvuldig om met gevoelige en persoonlijke informatie.
  • Is aanspreekbaar op normen en waarden en handelt consequent daarnaar.
  • Voorkomt belangenverstrengeling.
  • Benadert partijen open en zorgvuldig.

Onafhankelijkheid: stelt zich zodanig op dat acties meer gebaseerd zijn op eigen overtuigingen dan op het verlangen om anderen te plezieren.

  • Volgt een eigen aanpak, ook als anderen bezwaren maken.
  • Brengt voorstellen in, ook als de gesprekspartners hiervan nog overtuigd moeten worden.
  • Komt uit voor principes en denkbeelden, ook als anderen deze afkeuren.
  • Draagt een eigen mening uit.

Vasthoudendheid: blijft bij een bepaald actieplan of een bepaalde opvatting totdat het beoogde doel is bereikt of ophoudt redelijkerwijze bereikbaar te zijn.

  • Geeft bij weerstand een eerder standpunt niet direct op.
  • Blijft gedurende een langere periode gericht op het bereiken van het gestelde doel.
  • Herhaalt standpunten en argumenten eventueel in andere bewoordingen.
  • Zet de eigen mening door.°

Relationele houding en vaardigheden: speelt in op veranderingen in de omgeving, onder meer door de eigen gedragsstijl te veranderen.

Conflicthantering: is in staat een conflictsituatie tot een voor alle partijnen bevredigend resultaat te brengen.

  • Biedt op de juiste momenten oplossingen aan.
  • Is tactvol.
  • Houdt met alle belangen rekening.
  • Stelt zich positief op.
  • Formuleert grenzen, en gaat hier flexibel mee om.

Multicultureel bewustzijn: toont aandacht en respect voor de waarden van anderen.

  • Toont respect voor de leefwijze van mensen uit een andere cultuur.
  • Redeneert vanuit meerdere culturele perspectieven.
  • Neemt kennis van normen en waarden van andere culturen.
  • Leeft zich in en bekijkt zaken vanuit een ander cultureel perspectief.
  • Houdt bij het oordelen over mensen rekening met sociale en culturele achtergronden.

Netwerken: kan relaties ontwikkelen en bestendigen en deze benutten voor het verkrijgen van informatie, steun en medewerking.

  • Legt en onderhoudt contacten met personen en organisaties die van belang kunnen zijn.
  • Weet de juiste mensen te vinden om steun en medewerking te verkrijgen.
  • Vormt allianties en coalities om doelen te bereiken.

Samenwerken: kan bijdragen aan een gezamenlijk resultaat (zonder eigen belang).

  • Zet zich in om samen met anderen doelen te bereiken.
  • Reageert actief en constructief op de ideeën en suggesties van anderen.
  • Speelt informatie door die voor de gesprekspartners van belang kan zijn.
  • Wisselt ongevraagd kennis en ervaring uit.
  • Lost, indien nodig of wenselijk, problemen van anderen op.

De Psychologische Probleemoplossers

Website door Goforit

To Top