Telefoon 020-6450292 info@psycom.nl | 06-21172494
Home Baken 10, 1186 DC Amstelveen

interviewguide

Aan welke competenties moeten kandidaten voor specifieke functies voldoen? Een van de methoden om te bepalen welke zij daarvan in huis hebben is het interview. Deze vragenbank biedt een geheugensteun om selectiegesprekken gestructureerd te voeren. In deze interviewguide zijn 44 competenties opgenomen, met hun bijbehorende 330 vragen,


Er bestaat geen vaste volgorde van de te stellen vragen binnen elke categorie. De opsomming is willekeurig. Sommige vragen genieten een zekere 'exclusiviteit' in hun categorie, andere daarentegen zijn enigszins arbitrair ingedeeld. Vanzelfsprekend dienen de vragen ‘gebruiksklaar’ gemaakt te worden voor elke selectieprocedure. Het is aan te bevelen veelvuldig dóór te vragen en om toelichtingen te verzoeken.


1.Aanpassingsvermogen: blijft doelmatig handelen door zich aan te passen aan een veranderende omgeving. In staat zichzelf te corrigeren bij een wijzigende situatie.

· Hoe goed past u zich in het algemeen aan aan veranderende omstandigheden? (Waar blijkt dat uit?)

· Geeft u eens een voorbeeld van hoe u zich heeft aangepast aan een verandering op uw werk.

· Geeft u eens een voorbeeld hoe u zich heeft aangepast aan de middelbare schoolsituatie, vanuit de basisschool.

· Wilt u een voorbeeld geven van een werksituatie, waarin u zich moest aanpassen aan plotseling veranderende omstandigheden. (Hoe deed u dat?)


2.Algemene ontwikkeling: bezit brede kennis over maatschappelijke gebeurtenissen en stromingen, politiek (landelijk, internatio­naal). Leest om bij te blijven.

· Naar wat voor radioprogramma's luistert u zoal?

· Naar wat voor televisieprogramma's kijkt u zoal? Welke vindt u interessant?

· Welke dagbladen leest u dagelijks?

· Van wat voor verenigingen bent u lid?

· Hoe brengt u meestal uw vakanties door?

· Hoe brengt u zoal uw weekends door?

· Hoe werkt u aan uw algemene ontwikkeling?

· Hoe denkt over de rol van vakbonden?

· Wat vindt u van ... (een politieke kwestie, bijvoorbeeld.)

· Wat is in uw ogen het belangrijkste (inter)nationale probleem van het ogenblik, en waarom is dat zo?


3.Ambitie: wil carrière maken, klimmen in de nieuwe organisatie, de beroeps­groep of waar dan ook. Heeft een loopbaanplan en wil dit realiseren.

· Hoe beschrijft u uw loopbaan tot dusverre?

· Waarom heeft u juist naar deze functie gesolliciteerd?

· Waarom wilt u leidinggeven? Wat vindt u daar aantrekkelijk aan?

· Wat betekent ambitie voor u?

· Waaruit blijkt allemaal dat u ambitieus bent?

· Welke ambities had u toen u met uw studie begon? (Waarom bezit u die ambities nu niet meer?)

· Welke ambities heeft u nu? Wat wilt u allemaal bereiken?

· Wat heeft u allemaal al bereikt?

· Waar wilt u heen met uw loopbaan?

· Beschouwen uw vrienden (collega's, meerderen) u als ambitieus?

· Hoe past deze functie in uw ambitie?

· Wat zaler waarschijnlijk de komende tien jaar met uw loopbaan gebeuren?

· Hoe belangrijk is geld voor u?

· Hoe zou u uw leven inrichten, als geld geen rol speelt?

· Hoe lang (hoeveel jaar) denkt u bij ons te blijven werken?

· Wat denkt u allemaal bij ons te bereiken? (Waar baseert u dat op?)

· Als u uw loopbaan over zou kunnen doen, hoe zou u die dan inrichten?

· Hoe goed past deze functie in uw loopbaanplan?

· Wat is de volgende logische stap in uw loopbaan?

· Beschrijf eens welke promoties u de afgelopen x jaar heeft gemaakt?


4.Analyse: zoekt naar (en binnen) de benodigde gegevens om tot een probleemop­lossing te komen.

· Hoe pakt u dit probleem aan? (opgave mondeling of schriftelijk verstrekken)

· Waarom wilt u dit probleem op deze manier aanpakken?

· Bent u analytisch? (Waar blijkt dat uit?)

· Hoe ziet uw ideale werkomgeving eruit?

· Wat bent u meer: analyticus of ondernemer? (Toelichten!)


5.Assertiviteit: is zelfverzekerd, blijft (terecht) bij zijn standpunten. Laat zich niet wegdrukken.

· Stel u bent in een winkel en anderen dringen voor. Wat doet en zegt u dan?

· Hoe reageert u als u onheus of oneerlijk wordt behandeld op uw werk?

· Wat is uw mening over... (bijvoorbeeld: een vaktechnisch of politiek standpunt)? En waarom vindt u dat....?

· Legt u mij nu eens uit waarom ... (bijvoorbeeld: in Nederland de inkomstenbelasting omhoog moet.)

· Wat zullen mensen moeilijk vinden in deze functie?

· Wat kunt u ons bieden, dat een ander niet kan?

· Hoe lang zal het duren voordat u volledig bent ingewerkt?

· Waarom denkt u beter te zijn dan uw collega's?


6.Besluitvaardigheid: durft beslissingen te nemen - ook als hij of zij over (te) weinig informatie en/of tijd beschikt.

· Bent u iemand die meestal snel tot een besluit komt? Geeft daar eens een voorbeeld van.

· Hoe speelt emotie een rol in uw besluitvorming? (Voorbeeld geven.)

· Maakt u wel eens gebruik van intuïtie, waar het besluiten betreft? (Voorbeeld geven.)

· Heeft u ooit impopulaire beslissingen moeten nemen? (Welke? Hoe ging u dat af?)

· Wat is de moeilijkste beslissing geweest in uw huidige baan? (En wat heeft u daarvan geleerd?)


7.Betrokkenheid: voelt zich verbonden met de organisatie. Zet die extra stap voor het bedrijf, ook als hij er zelf niet beter van wordt.

· Bent u lid van de personeelsvereniging (van het huidige bedrijf)? Waarom wel/niet?

· Lidmaatschap van onze personeelsvereniging is geheel vrijwillig. Zult u hier lid van worden? Waarom wel/niet?

· Waaruit blijkt dat u sterk gemotiveerd bent voor uw huidige organisatie?

· Heeft u wel eens voor uw huidige (vroegere) werkgever iets gedaan dat van een buitengewoon hoog niveau was? Wat dan? Waarom deed u dat?

· Hoe beschrijft u de sfeer op uw werk?

· Wat zoekt u allemaal in een organisatie?

· Beschouwt u zichzelf als trouw? Waaruit blijkt dat?

· Wat weet u allemaal over ons bedrijf?

· Heeft u nog vragen aan mij/ons?


8.Conceptuele vaardigheid: werkt effectief met abstracte begrippen en zaken. Kan grotere gehelen zien, abstraheren.

· Schetst u mij eens een organogram van uw huidige werkgever.

· Ik heb u kennis laten maken met de personele samenstelling van ons bedrijf. Wat vindt u daar zoal van?

· Bent u iemand van de grote lijn of de details? Geeft u daar eens enkele voorbeelden van.

· Legt u mij eens in grote lijnen uit hoe de Nederlandse parlementaire democratie werkt.

· Heeft u wel eens een artikel gepubliceerd? (Waarin? Waarover?)


9.Creativiteit/inventiviteit/innovatiedrang: zoekt graag naar nieuwe ideeën, oplossingen, methoden; heeft verbeelding, enz.

· Beschrijven anderen u als creatief? Waarop is dat dan gebaseerd?

· Bent u iemand die innovatief bezig is? Waar blijkt dat dan uit?

· Bent u in staat de gebaande paden te verlaten? Hoe kunt u dat idee aan mij verkopen?

· Wat is het beste voorbeeld waaruit blijkt dat u inventief bent?

· Wat zijn de belangrijkste veranderingen die u aan uw werk heeft aangebracht?

· Hoe belangrijk is het voor u creatief in uw werk te zijn?

· Wat voor gekke ideeën en plannen heeft u de afgelopen twee jaar gelanceerd in uw functie? (En thuis?)

· U bent vandaag onze gast geweest. Welke ideeën geeft u voor de vuist weg om procedures, produkten, diensten te verbeteren?

· Heeft u voldoende vrijheid van handelen op uw werk? (Op welke punten wenst u meer vrijheid. Waarom juist deze?)

· Volgt u de instructies van uw baas altijd stipt op? (Wanneer niet en waarom?)


10.Delegeren: kan en wil graag het werk op gestructureerde wijze verdelen (in ‘hapklare brokken’) onder medewerkers. Stelt deadlines, geeft feedback, bouwt controlemechanismen in.

· Wat betekent 'delegeren' voor u?

· Delegeert u op uw werk? Hoe doet u dat?

· Hoe controleert u of iemand de opgedragen werkzaamheden naar behoren (en op tijd) heeft uitgevoerd?

· Hoe zou u het project, dat ik u zo meteen beschrijf, delegeren?

· Hoe gaat u na of een medewerker uw uitleg begrijpt?


11.Doelgerichtheid: stelt zich doelen en streeft deze actief na. Weet wat hij wil - en laat zich niet van de wijs brengen.

· Beschrijft u zichzelf als iemand die doelgericht werkt? Waaruit blijkt dat?

· Werkt u systematisch? Geef daar eens een voorbeeld van.

· Als u eenmaal een helder doel voor ogen heeft, koerst u daar dan verder blindelings op af, of bent u iemand die, als het moet, halverwege zijn route bijstelt? (Wanneer wel, wanneer niet?)


12.Durf: heeft lef, neemt acceptabele risico's.

· Wat vindt u van casino's? (Waarom zegt u dat?)

· Ziet u zichzelf als ondernemer? Waarom wel/niet?

· ’Speelt’ u op de effectenbeurs? Waarom wel/niet?

· Wat voor belangrijke risico's heeft u op uw werk zoal genomen?

· Welke risico's zijn voor u op uw werk onbeheersbaar?

· Wat is het grootste risico dat u ooit in uw leven heeft genomen?

· Waaruit blijkt dat u verantwoordelijkheid aanvaardt?

· Hoe bent u de laatste (2/3/4/5) jaar veranderd?


13.Emotionele stabiliteit: blijft produktief en ‘overeind’ onder (tijds)druk. Verliest zijn geduld niet.

· Welke mensen beschrijven u als geduldig? Waarop baseren ze dat, denkt u?

· Wat is de meest stressvolle situatie waarin u ooit heeft verkeerd? Hoe ging dat u af?

· Hoe goed kunt u tegen stress? (Waaruit blijkt dat?)

· Vindt u het plezierig om onder tijdsdruk te werken, of juist vervelend? Leg eens uit.

· Bent u meestal mentaal in staat uw collega's of ondergeschikten te instrueren - ook als het tergend langzaam tot ze doordringt?

· Wat zijn uw drie meest voorkomende werkproblemen? (Waarom zijn juist dát problemen voor u?)

· Wat frustreert u zoal op uw werk?

· Welke kanten van uw (toekomstige) werk schenken u het minste plezier?

· Welke gebeurtenissen hebben uw loopbaan (dramatisch) beïnvloed?

· Wat is de moeilijkste beslissing geweest in uw leven?

· Ik zie dat u zich hierover kwaad maakt. Waarom is dat?

· Wat voor conflicten heeft u op uw werk gehad?

· Waarom bent u zo vaak van baan veranderd?

· Bij welke gelegenheid op uw werk bent u voor het laatst boos geweest? (Wat was het probleem?)

· Waarom bent u zo zenuwachtig (onzeker)?

· Wat is de grootste teleurstelling geweest die u ooit beroepshalve moest verwerken? (Hoe deed u dat?)


14.Empathie/warmte: is vriendelijk, warm, ´echt, heeft eerlijke belangstel­ling voor anderen.

· Leeft u zich wel eens in in de problemen van anderen? Kunt u daar een voorbeeld van geven en vertellen waar dat toen toe heeft geleid.

· Beschrijven mensen u als ´warm´? Hoe komen ze tot die conclusie?

· Als medewerkers of collega's een werkprobleem hebben, komen ze dan meteen naar u?

· En bij een persoonlijk probleem?

· Beschrijft u eens de sfeer op uw afdeling?


15.Energie: vitaal, zowel in de werkkring als daarbuiten. Werkt met plezier hard. Beschikt over ´reserves´ en heeft uithoudingsvermo­gen.

· Hoeveel uur werkt u gemiddeld per week in uw huidige baan?

· Van wat voor verenigingen bent u zoal lid?

· Welke bestuursfuncties bekleedt u?

· Hoe brengt u meestal uw vakanties door?

· Hoe brengt u zoal uw weekends door?

· Heeft u vaak ´niets te doen´ op uw werk?

· Heeft u vaak ´niets te doen´ thuis?

· Bent u vrijdagavond meestal ´afgebrand´? Hoe zou dat komen?

· Wat doet u allemaal om in (fysieke) conditie te blijven?

· Hoe staat u tegenover overwerken?

· Waaruit blijkt dat u een harde werker bent?


16.Enthousiasme: straalt enthousiasme en opwinding uit. Zet zich vol overgave in voor een project of plan.

· Legt u mij eens uit wat u aantrekt in deze nieuwe functie?

· Voor welke zaken in het leven loopt u allemaal warm?

· Verkoopt u mij eens één van uw ideeën!

· Verkoopt u mij eens een (of dít) produkt (zelf te kiezen of aan te reiken)!

· U lijkt mij weinig enthousiast (voor deze functie)...

· Kunt u uzelf motiveren? (Graag voorbeelden geven)

· Wat zorgt ervoor dat u elke dag weer gemotiveerd aan de slag gaat?


17.Ervaring/kennis: is op de hoogte door voortdurende studie, seminars, congressen, vakliteratuur, enz.

· Wat doet u allemaal om uw vakkennis op peil te houden?

· In hoeverre vindt u congresbezoek en het deelnemen aan seminars belangrijk voor uw loopbaan?

· Welke vaktijdschriften leest u elke maand?

· Wat stond in het nummer van afgelopen maand van het tijdschrift XYZ, dat u nogal trof? (Waarom trof u dat?)

· Welke andere vaktijdschriften leest u daarnaast nog wel eens?

· Wanneer was de laatste keer dat u dat tijdschrift in handen had?

· Publiceert u zelf wel eens in vaktijdschriften? (In welke bladen? Welke artikelen zijn van uw hand?)

· Bent u wel eens geïnterviewd voor een vaktijdschrift? Welke? Wanneer? Waar ging het over?

· Wat zijn momenteel de belangrijkste ontwikkelingen in uw vakgebied?

· Welke problemen kunt u binnen deze functie verwachten?

· Ik schets u zo meteen een praktijkprobleem. Ik wil daarna in grote lijnen weten hoe u dit probleem denkt op te lossen.

· Wat voor ervaring heeft u zoal op het gebied van...?

· Wat mist u nog aan kennis, capaciteiten, kwaliteiten, vaardigheden voor deze functie?

· Wat weet u allemaal van onze organisatie/deze functie?

· Welke vaardigheden wilt u snel mogelijk verbeteren?

· Wat denkt u, zijn de vijf belangrijkste taken behorend bij deze functie?

· Welke van uw ervaringen dragen ertoe bij van deze baan een succes te maken?

· Heeft u een coach of mentor nodig? Wat zal deze bij u kunnen bereiken?


18.Fl­exibiliteit: is veranderbaar. Herziet meningen, besluiten en plannen wanneer hierdoor een doel eerder of beter bereikt kan worden.

· Beschrijft u mij een persoon die in uw ogen star (rigide) is.

· Beschrijft u mij eens iemand die in uw ogen flexibel is.

· Beschrijft u uzelf als flexibel? (Hoe staaft u dit?)

· Blijft u altijd bij uw mening? (Wanneer wel/niet?)

· Geeft u eens een recent voorbeeld van een standpunt dat u niet wenste te verlaten.

· Geeft u eens een belangrijk voorbeeld van een standpunt waarvan u afscheid heeft genomen.

· Over welke zaken hebben u en uw (laatste) baas wel eens onenigheid?

· Welke bezwaren heeft u tegen onregelmatig werken?

· Welke bezwaren heeft u tegen veel reizen?


19.Geldingsdrang: zoekt een functie van macht, wil invloed uitoefenen.

· Wilt u zelf leidinggeven? (Waarom wel/niet?)

· Waarom ambieert u een leidinggevende/managementpositie? (Wat trekt u daarin aan?)

· Volgens sommigen heb je als baas veel macht. Deelt u deze mening? (Waarom wel/niet?)

· Beschrijft u mij eens iemand die goed leiding geeft.

· En iemand die slecht leiding geeft.

· Wat betekent 'macht' voor u?

· Wat wilt u in deze functie allemaal bereiken?

· Bent u competitief ingesteld? (Waaruit blijkt dat?)


20.Gewetensvolheid: laat zich meer leiden door morele principes en ethi­sche normen dan de ‘folly of the day’.

· Wanneer volgt u de stem van uw geweten niet?

· Wat vindt u zoal van de organisatie waarvoor u nu werkt?

· Wat doet u wanneer u een opdracht krijgt waar u het niet mee eens bent?

· Stel, u hoort heel toevallig twee collega's spreken over hoe zij gevoelige informatie van uw bedrijf kunnen verkopen aan een concurrent. Hoe reageert u?

· Stel, het komt u ter ore dat uw bedrijf een geheime afdeling heeft, die verboden gifgas levert aan derde wereldlanden. Wat zou u met deze informatie doen?


21.Initiatief: neemt het voortouw, komt met ideeën. Wacht niet af, maar onderneemt.

· Waaruit blijkt dat u iemand bent die initiatieven ontplooit?

· Hoe zou u ..... (dit geval) oplossen?

· Wat is het belangrijkste zakelijke initiatief geweest dat u ooit heeft genomen?

· Zou u ondernemer willen zijn? (Waarom wel/niet?)

· Hoe kan ik vaststellen dat u een initiatiefrijk persoon bent? (Welke bewijzen draagt u hiervoor aan?)

· Welke plannen heeft u de afgelopen 12 maanden op uw werk gelanceerd? (En met welk resultaat?)


22.Integriteit: is eerlijk. Doet wat hij zegt. En wat hij doet is juist volgens zijn eigen normen, niet noodzakelijkerwijze ‘politiek correct’.

· Bent u altijd eerlijk, ook in situaties waarin een ‘leugentje om bestwil’ u uit de problemen helpt?

· Kunt u goed liegen? (Waarom zou u dat doen? Wanneer?)

· Als de bedrijfsregels en -voorschriften botsen met de regels van uw morele kompas, waar kiest u dan voor?

· Stel: uw baas komt na de lunch dronken op zijn werk. Wat doet u?

· Is dit het werk dat u echt wilt? (Waaruit blijkt dat?)

· Heeft u wel eens een opdracht op het werk geweigerd? (Waarom?)


23.Kwaliteitsbewustzijn: heeft hoge kwaliteitsstandaards (binnen het haalbare). Zoekt voortdurend naar verbetering van eigen prestaties en die van zijn team, of de organisatie.

· Bent u snel of nooit tevreden met uw eigen prestaties?

· En die van uw afdeling/team/collega's?

· Hoe probeert u de kwaliteit van uw eigen prestatie constant te verbeteren?

· Hoe probeert u de kwaliteit van uw eigen afdeling/team/collega's constant te verbeteren?

· Wat betekent kwaliteit voor u?

· Welke voorbeelden kunt u mij geven over uw kwaliteitsbewustzijn?

· Hoe ziet de ideale baas er in uw ogen uit?


24.Leervermogen: neemt nieuwe informatie snel en gemakkelijk in zich op en kan dit desgewenst ook toepassen.

· Bent u iemand die snel leert? Waar blijkt dat uit?

· Was dat vroeger op de middelbare school ook al zo? (Was u een ‘snelle leerling’?)

· Ik geef u zo meteen een kort (pers) bericht. Wilt u dit snel doorlezen en mij daarna zeggen wat er zoal in dit bericht staat? (Wat is de - centrale - boodschap van dit bericht?)

· Wat is u tijdens uw opleiding allemaal opgevallen?

· Welke fout zult u nooit meer maken?

· Leert u nog steeds bij op uw werk?

· Volgt u op dit moment cursussen of trainingen? (Welke?)

· Wat is u tijdens de rondleiding door ons bedrijf allemaal opgevallen?


25.Leiderschap - visionair: heeft een bepaalde visie op de organisatie, de branche, de (toekomstige) rol van de organisatie in de maatschappij, etc.

· Wat is uw visie op hoe uw huidige (de nieuwe) organisatie zou moeten functioneren?

· Heeft u een mening over de koers van uw huidige (de nieuwe) organisatie, divisie, afdeling?

· Hoe staat uw bedrijfstak ervoor? (Waar baseert u dit op?)

· Heeft onze organisatie een bepaalde taak in de samenleving, denkt u? Welke dan?

· Als u uw baas zou moeten vervangen, wat zou u dan anders doen?

· Wat vindt u belangrijker als afdelingshoofd: de medewerkers of de omzet? (Waarom?)


26.Leiderschap - groepsgericht: motiveert en stuurt een groep aan om via samenwerking de gestelde doelen te bereiken.

· Hoe motiveert u de mensen, waaraan u leiding geeft? (Waarom op deze manier?)

· Hoe zou u dat anders willen doen? (Waarom?)

· Wat betekent 'samenwerking' precies voor u?

· Heeft u bestuursfuncties? (Welke?)

· Welke eigenschappen/kwaliteiten denkt u nodig te hebben voor deze functie?

· Welke eigenschappen/kwaliteiten denkt u te bezittenvoor deze functie?

· Wat maakt iemand volgens u tot een uitstekend manager?

· Wat heeft u als manager allemaal bereikt?

· Hoe houdt u als manager uw mensen op de hoogte?

· Waarom, denkt u, heb ik moeite u te geloven dat u goed mensen kunt leiden?

· Aan hoeveel personen geeft u direct leiding?

· Hoe bewaakt u de discipline op uw afdeling?

· Werpt u zich bij groepsactiviteiten meestal als leider op? (Graag een voorbeeld!)

· Waarom denk u dat u gemakkelijk bent in de omgang?

· Zou u de baan van uw huidige baas willen overnemen? (Waarom wel/niet?)

· Wat bent u meer: een leider of een volger?


27.Leiderschap - persoonsgericht: motiveert, stuurt en begeleidt een medewerker wanneer nodig.

· Hoe motiveert u nu de mensen, waaraan u leiding geeft? (Waar baseert u dat op?)

· Hoe zou u dat anders willen doen? (Waarom?)

· Wat betekent 'samenwerking' precies voor u?

· Hoe bouwt u meestal een gesprek met een medewerker op?

· Waar let u allemaal op, wanneer u met een medewerker in gesprek bent?

· Hoe gaat u om met non-verbale signalen van een gesprekspartner?

· Wat vindt u van uw baas? (Wat zijn zijn sterke-, wat zijn zwakke kanten?)

· Met wat voor mensen kunt u absoluut niet samenwerken?

· Heeft u wel eens iemand ontslagen? Hoe ging dat in zijn werk?

· Hoe motiveert u uw ondergeschikte medewerkers?

· Hoe ziet in uw ogen de ideale relatie eruit tussen baas en medewerker?

· Ik zie u niet als leider (manager) - hoe komt dat, denkt u?


28.Luisteren: geeft er blijk van de juiste informatie te hebben ontvangen.

· Hoe weet u of u uw gesprekspartner heeft begrepen? (Hoe controleert u dat?)

· Waaraan kan de ander opmaken dat u goed luistert?

· Ik wil u iets vertellen over de geschiedenis van onze organisatie.... (Gevolgd door luistertestvragen.)


29.Omgang met details: verricht bij voorkeur gedetailleerd werk.

· Aan wat voor soort werk geeft u in het algemeen de voorkeur?

· Beschrijft u uzelf als een nauwgezet type? (Waar blijkt dat uit?)

· Wat bent u meer: analyticus of ondernemer?

· Geef u de voorkeur aan een breed takenpakket, of houdt u zich liever gedurende langere tijd gedetailleerd met één taak bezig?

· Wat bent u? Meer generalist of specialist?

· Bent u iemand van de grote lijn of de details? (Waaruit blijkt dat?)


30.Onafhankelijkheid: luistert meer naar zichzelf dan naar anderen, waar het om beslissingen gaat. Gaat bij voorkeur zijn eigen weg. Heeft geen of weinig supervisie nodig.

· Hoe laat u zich leiden door uw bazen?

· Waaruit blijkt dat u zo veel mogelijk een onafhankelijke koers vaart?

· Over wat voor soort zaken bereikt u moeilijk overeenstemming met uw baas?

· Als u het niet eens bent met uw baas, zegt u dat dan ook?

· Welke rol kiest u meestal voor uzelf in vergaderingen?


31.Organisatievermogen: bedenkt systemen om het eigen werk en/of dat van anderen zo effectief en efficiënt mogelijk te laten verlopen.

· Zou u graag eigen baas willen zijn? Waarom?

· Hoe plant u uw activiteiten voor de volgende dag?

· Waaruit blijkt dat u uitstekend organiseert?

· Welke werkomgeving spreekt u het meest aan?

· Hoe brengt u ordening aan in al uw werkzaamheden?

· Vertelt u mij eens hoe u brieven, artikelen, memo’s en rapporten archiveert.


32.Overtuigingskracht: kan anderen voor zijn standpunten winnen.

· Beschrijft u uzelf als iemand die anderen gemakkelijk overtuigt? (Graag een voorbeeld.)

· Probeert u mij nu eens ervan te overtuigen dat .... (bijvoorbeeld een politiek standpunt.)

· Waarom hebben wij juist iemand als u nodig? (Welke drie argumenten kunt u aanvoeren?)

· Waarom denk u als geloofwaardig over te komen bij onze relaties?

· Waaruit blijkt dat u gezag kunt uitoefenen?

· U komt als nogal autoritair over....

· Wanneer en bij welke gelegenheid heeft u voor het laatst een toespraak (presentatie, lezing, speech) gehouden? (Wat ging daarbij minder goed?)


33.Pragmatisch: komt met realistische, praktisch uitvoerbare ideeën en oplossingen. Typische ‘doener’.

· Wat bent u méér? De man (vrouw) van de ideeën of van het uitvoerende werk? (Bent u meer een denker dan een doener - of andersom?)

· Vindt u het prettig om te vergaderen, of vermijdt u vergaderingen als het maar enigszins kan?

· Beschrijft u mij eens uw gemiddelde werkdag?

· Bent u geïnteresseerd in vakgebieden als filosofie en theologie? (Wat is het laatste boek dat u hierover hebt gelezen?)


34.Priorisatie: stelt prioriteiten voor zichzelf en/of anderen in de te verrichten werkzaamheden.

· Hoe vaak per (week/maand) maakt u planningsoverzichten op uw werk?

· Houdt u zich meestal aan uw eigen plannen en taken? (Waarom niet?)

· Hoe controleert u of uw projecten nog op schema liggen?

· Van welke mensen bent u voornamelijk afhankelijk bij het stellen van prioriteiten?

· Hoe stelt u zelf prioriteiten vast? (Welke uitgangspunten hanteert u daarbij?)

· Moet u vaak uw prioriteiten bijstellen? (Waarom?)


35.Samenwerken: is een teamspeler. Werkt het best samen met anderen, in plaats van solistische arbeid.

· Aan wat voor soort werk geeft u in het algemeen de voorkeur: individueel werk of groepswerk?

· Wanneer geeft u de voorkeur aan solistisch werk en wanneer aan het werken in groepsverband?

· Waar bent u, volgens uzelf, het meest creatief: in een groep of alleen?

· Waar bent u, volgens uzelf, het meest produktief: in een groep of alleen?

· Waar komt u, naar eigen zeggen, het best tot uw recht: in een groep of alleen?

· Wat vindt uw partner ervan dat u hier heeft gesolliciteerd?

· Waarom heeft u het idee in dit team te passen?

· Wat vindt u allemaal vervelend aan uw collega's?

· Wat vindt u allemaal vervelend aan uw baas?

· Wat is uw mening over teamwerk?


36.Schrijfvaardigheid: kan zijn opvattingen en plannen helder op papier zetten, waarbij zijn taalgebruik (woordenschat, stijl, grammatica) correct is.

· Vindt u van uzelf dat u gemakkelijk schrijft?

· Vindt u schrijven een plezierige bezigheid?

· Zijn er stukken van uw hand gepubliceerd? (Graag volgende keer meebrengen/opsturen.)

· Wilt u zo meteen op één A4 alle hoogtepunten van uw leven beschrijven.


37.Sensitiviteit - persoonsgericht: is zich ervan bewust welke invloed zijn gedrag (of de afwezigheid daarvan) op iemand (collega, ondergeschikte) heeft.

· Hoe vertelt u (zou u vertellen) slecht nieuws aan een ondergeschikt medewerker?

· Wat vinden uw collega's van u? (Hoe zien zij u?)

· Met wat voor soort mensen gaat u het liefst om?

· Hoe reageert u wanneer een medewerker u meldt wegens ernstige ziekte nooit meer te kunnen werken?

· Hoe reageert u wanneer een medewerker meer malen per week te laat op zijn werk verschijnt, waarbij u geen geloof hecht aan zijn excuses.


38.Sensitiviteit - groepsgericht: is zich ervan bewust welke invloed zijn gedrag (of de afwezigheid hiervan) heeft op een groep medewerkers of de organisatie in zijn totaliteit.

· Hoe vertelt u (zou u vertellen) als leidinggevende slecht nieuws aan uw team?

· Hoe moedigt u als (a.s.) manager uw team aan u vragen te stellen bij onduidelijke instructies of procedures?

· Hoe weet u dat uw gedrag (als leidinggevende) grote invloed uitoefent op uw medewerkers/ collega's?

· Waar geeft u de voorkeur aan: een harde - of een zachte managementstijl? (Toelichten.)


39.Sociabiliteit: zoekt het gezelschap van anderen graag op. ‘Sociaal dier’.

· Welke activiteiten schenken u de grootste bevrediging?

· Hoe gedraagt u zich meestal in groepen?

· Aan wat voor soort mensen heeft u een hekel? (Waarom juist deze?)

· Met wat voor mensen gaat u het liefst om?

· Heeft u veel vrienden, of slechts enkele goede?

· Kunt u er goed tegen weinig mensen om u heen te hebben?

· Wat betekent 'gezelligheid' voor u?


40.Spreekvaardigheid: verbaal begaafd. Kan zich goed mondeling uitdrukken.

· Legt u mij eens uit hoe ....

· Wat is de laatste roman die u heeft gelezen...? Beschrijft u mij eens waar dat verhaal over gaat?

· Spreekt u wel eens in het openbaar? Waarover dan? (Wanneer voor het laatst?)

· Heeft u wel eens lesgegeven of groepen mensen geinstrueerd? (Aan wie? Hoe beviel dat?)

· Beschrijft u mij eens in het kort uw loopbaan, vanaf het verlaten van de middelbare school.


41.Stressbestendigheid: blijft effectief onder (tijd)druk.

· Werkt u wel eens onder druk? Hoe vaak komt dat voor? (Wat voor soort druk?)

· Hoe werkt u onder druk?

· Hoe reageert u deze druk af?

· Beschrijft u uzelf als stressbestendig? (Waaruit blijkt dat?)

· Heeft u de afgelopen jaren onder extra zware druk gestaan? (Hoe bent u hier mee omgegaan?)

· Welke tegenslagen heeft u moeten verwerken in uw laatste werkkring? (Door wie of wat werden deze veroorzaakt?)

· Bent u wel eens in paniek geraakt? (Waarbij was dat?)


42.Vasthoudendheid: bijt zich vast in een probleem, tot het doel is bereikt.

· Hoe belangrijk is het voor u beroepshalve gestelde doelen te bereiken?

· Wat doet u wanneer het er naar uitziet dat een doel niet, of niet in de gestelde periode haalbaar is?

· Hoe kunt u mij aantonen dat u niet iemand bent die snel opgeeft?

· Beschrijft u zichzelf als een 'diplomaat'? (Hoe werkt dat dan in de praktijk?)


43.Zelf-motivatie: ‘zelf-starter’. Werk verschaft grote mate van bevrediging. Prestatiedrang.

· Voelt u zich schuldig wanneer u op uw werk eens niets heeft te doen?

· In welke mate vindt u uw werk bevredigend? (Waarom wel/niet?)

· Wat voor soort werk doet u het liefst?

· Hoe pept u uzelf op, wanneer u weinig zin heeft in een taak of project?

· Hoeveel dagen per jaar bent u afwezig wegens ziekte?

· Zijn er dagen dat u geen zin heeft 's ochtends op te staan? (Hoe vaak? Wat doet u dan?)


44.Zelf-realisme: weet wat hij waard is. Kent zijn eigen sterke en zwakke punten. (Weet ook wat hij hieraan moet verbeteren en waarom.) Kan eigen fouten toegeven, zoekt geen zondebok.

· Wat zijn uw sterke kanten?

· Wat zijn uw zwakke kanten?

· Wat zou u het liefst bij uzelf willen verbeteren?

· Welke kanten moeten (bij indiensttreding) aan u worden bijgeschaafd?

· Als u hiervoor een toereikend budget krijgt (dus geld speelt geen rol), aan wat voor soort training, seminar of conferentie zou u dat dan besteden?

· Wat ziet u graag in een baan?

· Wat wilt u juist vermijden in een baan?

· Wat is uw salariswens?

· Hoe wordt in het algemeen een functie als de uwe (financieel) gehonoreerd, denkt u?

· Waarom denkt u geschikt te zijn voor deze baan? (Wat denkt u ons allemaal te kunnen bieden?)

· Bent u goed in uw huidige werk? (Hoe weet u dat?)


Literatuur: Dr. Jack van Minden.Alles over sollicitatiege­sprekken. Business Contact. ISBN 9789047002741. Ook als e-book verschenen.


De Psychologische Probleemoplossers

Website door Goforit

To Top